Na veertig jaar kon hij het eindelijk loslaten

Het verhaal van veteraan Arie Spruit Bleeker is een bijzonder verhaal. Terwijl hij vertelt, zorgt zijn vrouw voor koffie met gebak. Ik mocht ook blijven eten, als ik zin had. Gastvrijheid zit in hun bloed. 

Spruit Bleeker kwam in Samarang op Midden-Java ter wereld. Een wereld die hem niet direct toelachte. Zijn vader heeft hij niet gekend. Die kwam om bij de Birma-spoorlijn toen hij een paar maanden oud was. In 1957 – toen hij vijftien was – werd hij met drie broers op de boot gezet naar Nederland. Zonder zijn moeder, die kwam later. Samen met haar betrok hij een woning in Krimpen aan den IJssel. Op zijn zestiende was hij kostwinner.

Angst

In 1962 werd hij opgeroepen voor de militaire dienst. Hij wilde wel naar Suriname, maar het werd Nieuw-Guinea. Hij werd gestationeerd op een kleine post in Kaimana. Van daaruit vonden de patrouilles plaats. En die patrouilles – we weten het uit andere verhalen – zijn gevaarlijk, bloedstollend vaak. Overal kunnen de Indonesische para’s op de loer liggen. “Op een nacht stond ik met mijn maat op wacht, toen we voetstappen hoorden. We hadden een zaklamp en een geweer. Als jij schijnt, dan schiet ik, zei ik. In het schijnsel van de zaklantaarn stond een…kangoeroe.” De angst was er niet minder om.

Sergeant Kevelam

Arie kan eindeloos vertellen over Nieuw-Guinea: over het gevaar tijdens de patrouilles, over een gevangen Indonesiër die hij in zijn eentje moest bewaken, over een kapper die een spion bleek te zijn… Maar het verhaal over de omgekomen sergeant staat in zijn ziel gegrift.

“Op een dag zit ik met een sergeant te praten, gewoon over thuis en zo. De sergeant – Kevelam heette hij –  vertelt dat hij zich wil verloven, zodra hij weer thuis is. Dat waren de laatste woorden die ik van hem hoorde. Een half uur later werd hij vlak voor onze neus vanuit een hinderlaag doodgeschoten.”  Er trilt ontroering in de stem van Arie Spruit Bleeker. “Dat is erg, hoor.”

Certificaat ter nagedachtenis

Maar het verhaal is niet afgelopen. Veertig jaar later staat Arie met zijn vrouw bij het Nationaal Indië-monument 1945-1962 in Roermond. “Ik wijs mijn vrouw op de naam van sergeant Kevelam tussen de ruim 6.200 namen van gesneuvelde soldaten, als er iemand op mijn schouders tikt en vraagt of ik die man ken.” Hij blijkt een ver familielid van de omgekomen sergeant. Hij kent zijn zus. “Een paar weken later,” vertelt Arie verder, “belt die zus mij op. Ze wist niets van wat er gebeurd was en wilde alles weten. Ik heb haar alles verteld en naar Defensie verwezen.”

Uiteindelijk is zij ontvangen door de toenmalige minister Eimert van Middelkoop en heeft een certificaat ter nagedachtenis van haar broer ontvangen.

“Toen, na veertig jaar, kon ik het eindelijk loslaten,” zegt Arie Spruit Bleeker. Zijn vrouw knikt instemmend.

Misschien had ik toch moeten blijven eten bij deze aardige mensen.

Huib Neven