Toen ik Jan Opdenkamp belde om een afspraak te maken, zei hij bescheiden: “Ik weet niet of ik wel de juiste man ben voor een veteranenartikel. Ik heb geen ingrijpende oorlogshandelingen meegemaakt.” Maar een veteraan is een veteraan. Ook Opdenkamp moest in opdracht en in dienst van het vaderland ver van huis op uitzending. Zonder te weten wat hem te wachten stond. En als het om avontuur gaat… daar zorgt hij zelf wel voor.

Een rebelse dienstplichtige

In 1961 werd hij als dienstplichtig militair opgeroepen in Ossendrecht. Het verblijf daar was van korte duur. Toen hij een officier op een onbeleefde manier te woord had gestaan,  werd hij voor straf overgeplaatst naar Appingedam. Zo ver mogelijk van huis. “Ik was nogal rebels. Eigenlijk duldde ik toen niemand boven mij.”

Na verloop van tijd kreeg Jan te horen dat hij zou worden uitgezonden naar Nieuw Guinea. Een dag voor het inschepingsverlof besloot hij met een paar gezworen kameraden een jeep te pakken om in Groningen nog even de bloemetjes buiten te zetten. Op de terugweg moest menig kilometerpaaltje eraan geloven. Nee, Jan was geen lieverdje.

Samenloop van omstandigheden

Dat bleek ook aan boord van De Waterman die hem naar Nieuw Guinea bracht. Daar was zijn gedrag zo uitbundig, dat zijn meerdere het beter vond hem even op te sluiten. En nu komt het. Een paar maanden geleden laat hij in het veteranencafé hier in Krimpen wat foto’s zien aan medeveteraan Rebergen (die in de vorige Klinker zijn verhaal deed). Die herkent hem meteen en roept verbaasd uit: “Ik heb jou toen in de cel gegooid.”  Een wel heel bijzonder samenloop van omstandigheden. Het geeft aan hoe belangrijk de maandelijkse ontmoetingen in het veteranencafé zijn.

Brood voor de kampong

Na een lange boottocht via Curaçao en Hawaï werd soldaat Opdenkamp op het eiland Biak gestationeerd. Hij werd ingeschakeld om stellingen te bouwen voor de kanonnen. Als  chauffeur voerde hij al het materiaal aan. Daarna reed hij van stelling naar stelling om de kanonniers te bevoorraden. Hij haalde de proviand op bij de marinekazerne en bracht die bij de soldaten, die dag en nacht de kanonnen bemanden. Weer kon Jan het niet laten de regels aan zijn laars te lappen. “Ik laadde stiekem een paar manden brood extra in en bracht die in de kampong bij de kinderen.” Deze veteraan mag dan een ondeugd zijn, hij heeft het hart op de goede plek. Dat vonden de Papoea’s in de kampongs ook. Ze gaven onze veteraan een mooie verzameling speren mee. Die hangen met hun prachtig bewerkte speerpunten pontificaal in de kamer aan de muur. Een waardevol geschenk, teken van waardering voor een ongehoorzame, maar hulpvaardige militair.

“In november 1962 zwaaide ik af. De kapitein vroeg of ik nog wat wilde zeggen. Ja, zei ik, ik wil beroeps worden. Eruit! riep hij toen.”

Het is duidelijk dat deze kapitein zijn balorige, maar oprechte soldaat goed kende.

Huib Neven