“De hitte en de vochtigheid waren ondragelijk.”

De uitzending van veteraan Thijs Arts duurde van 24 januari  tot 22 november 1962. Het grootste gedeelte van die tien maanden bracht hij door in een ruimte die te groot was voor een kanariepiet, maar te klein voor een mens. Zeker voor 67 bemanningsleden. Drie ingepakte cilinders met een doorsnede van elk zo’n 3 meter en een lengte van nog geen 80 meter, met in het midden een toren… Ziehier Hr. Ms. Dolfijn (S 808), een van de 2 onderzeeboten die in Nederlands Nieuw-Guinea gevaarlijke patrouilles uitvoerden. “Een varende doodskist,” zegt Thijs. Hij vertelt met zijn hele lichaam. Soms springt hij op om zijn verhaal kracht bij te zetten. Je zou niet zeggen dat hij de tachtig ruim gepasseerd is.

Tyfoon

Arts meldde zich vrijwillig bij de Marine, niet wetend dat hij bij de onderzeedienst terecht zou komen. Op 24 januari 1962 vertrok hij als machinist 1e klas met de Dolfijn naar de  Nederlandse Antillen. Daar kregen zij de opdracht om via het Panamakanaal op te stomen naar Nieuw Guinea. “Bij Mexico kregen we een tyfoon over ons heen. Windkracht 12, tien meter hoge zeeën. Vier dagen lang. Dit overleven we niet, dacht ik. Het was verschrikkelijk.”

Verkenningspatrouilles

Op 26 april komt de Dolfijn in Hollandia aan. “Na een wat doelloze periode vertrokken we op 9 juni vanuit Biak voor onze eerste patrouille. De opdracht was om de bewegingen van Indonesische motortorpedoboten te signaleren. Baai in, baai uit. Als de periscoop de vijand in het vizier kreeg, gaven we dat door aan de autoriteiten. De zestien torpedo’s die wij aan boord hadden, hebben we niet gebruikt.”

29 dagen lang duurde deze patrouille. “Stel je voor, al die tijd met 67 mensen opgesloten in die kleine ruimte. We liepen oorlogswacht, zes uur op, zes uur af. Slecht eten, nauwelijks zoet water, nauwelijks slaapruimte. De hitte en de vochtigheid waren ondragelijk. De handdoeken werden groen. Douchen was er niet bij. Onze korte broeken kon je rechtop neerzetten. Dat er geen schurft is uitgebroken is onbegrijpelijk.”

Terwijl Thijs vertelt, lijkt hij alles opnieuw te beleven. Er klinkt ook trots in zijn stem. En terecht. De mannen hebben het dapper doorstaan. “Er was nooit gezeur of gedoe.” De commandant van de Dolfijn, J.R. Roele, bevestigt het in zijn verslaglegging: “Er hoefde in die periode niemand gestraft te worden en de stemming bleef onder alle omstandigheden goed.” Er volgde nog zo’n verkenningspatrouille, van 27 juli – 20 augustus. Dezelfde ongemakken, hetzelfde hoogstaande plichtsbesef.

Papoeavlag

Het duurde daarna nog tot 1 oktober voordat de thuisreis werd aanvaard. Inmiddels had Nederland ingestemd met de overdracht van Nieuw Guinea aan Indonesië. “Alles voor niks geweest,” verzucht veteraan Arts. “We hebben de Papoea’s in de steek gelaten.”

De Dolfijn stak dat niet onder stoelen of banken. Hij verliet, uitgezwaaid door honderden Papoea’s, de haven van Biak met de Papoeavlag hoog in de top van de voorperiscoop. De commandant is er bij thuiskomst voor op het matje geroepen.

Huib Neven