“Oorlog maakt barbaars,” zegt veteraan Harrie van Scharenburg (1970).

Hij was in Srebrenica van oktober 1994 tot april 1995. Het drama van de val van Srebrenica in juli 1995 heeft hij, zijn woede en machteloosheid verbijtend, thuis achter de tv moeten meemaken.

Getekend

“De voortdurende dreiging die in zo’n oorlogsgebied op je afkomt, is meer dan genoeg om voor je verdere leven getekend te zijn.” Van Scharenburg heeft in de psychiatrie gewerkt en misschien daardoor weet hij de gevolgen van oorlogservaringen haarscherp te analyseren. Hij zoekt zorgvuldig zijn woorden. In de lange stiltes die hij laat vallen, ziet hij waarschijnlijk de beelden van toen voorbijtrekken.

Vredesmissie

Harrie van Scharenburg ging in 1994 in militaire dienst. Zijn opleiding tot verpleger bracht hem bij de Geneeskundige Dienst. “Maar ik wilde mijn diensttijd niet nutteloos doorbrengen op een kazerne. Ik wilde iets goeds doen voor deze wereld.” Toen de VN-vredesmissie langs kwam, pakte hij zijn kans. Hij werd eerst naar Zagreb gevlogen en vandaar ging het na een paar dagen met de bus rechtstreeks naar Srebrenica, een enclave met 30.000 tot 40.000 Moslimvluchtelingen. De vernederende checkpoints onderweg leken een voorbode van de situatie waarin hij terecht zou komen: angst, onzekerheid, oorlogsdreiging en menselijk leed. “Onder het commando van Dutchbat 2 kwamen we de compound binnen. In januari nam Dutchbat 3 het commando over. Zeven maanden later zou het grote drama zich voltrekken. We werden ondergebracht in een leegstaande accufabriek. Veel kou, te weinig brandstof, nauwelijks schoon water. Tot overmaat van ramp was mijn plunjebaal met persoonlijke spullen naar een verkeerde plek gestuurd. Ook de post van mijn ouders bereikte me pas maanden later.” Een slecht begin van een hoopvolle missie.

Humanitaire zorg

En het werd er niet beter op. De Servische strijders zaten in de omliggende bergen en lieten met beschietingen en lichtsporen regelmatig weten dat ze daar waren. Hoe houd je dat vol? Harrie is weer even stil: “Je probeert het naast je neer te leggen en je werk te doen.” Hij wist toen waarschijnlijk nog niet dat al die indrukken zich ongemerkt diep van binnen opstapelden.

Samen met andere verplegers regelde Harrie de medische zorg op de compound en verleende humanitaire zorg aan de bevolking. “Heel veel verdriet zagen we.” Opnieuw een lange stilte. Dan vertelt hij over de tweelingzusjes van twaalf die werden binnen gedragen, getroffen door mortierscherven. Ze moesten voor verdere behandeling naar Sarajevo. De vader die in de enclave moest achterblijven, barstte in snikken uit. Hij besefte dat hij zijn dochters mogelijk nooit meer terug zou zien. “Hartverscheurend,” zegt Harrie. “Die man heb ik nooit meer uit mijn gedachten kunnen bannen.” Het is een van de vele ervaringen die ertoe hebben geleid dat

hij vier jaar later thuis kwam te zitten. Tien jaar later nog een keer. Vooral de geboorte van zijn dochter heeft voor hem het leven weer leefbaar gemaakt, maar de ‘veteranenrugzak’ krijgt hij nooit meer afgelegd.

Aan het eind van het gesprek luisteren we naar The Animals met ‘We gotta get out of this place’. Harrie’s ogen worden langzaam vochtig.

Huib Neven.