“Het is al zo lang geleden”, verzucht veteraan Jan de Ruijter. “Maar nu ik eraan terug denk, komt het wel weer binnen.” Hij moet even slikken als hij de herinneringen aan zijn tijd in Nieuw-Guinea ophaalt. Hij is geen man van veel woorden, zeker niet van dramatische woorden. Achter zijn nuchtere relaas voel je wel dat een uitzending naar Nieuw-Guinea niet in de koude kleren gaat zitten.

Uitzending

De Ruijter werd eind maart 1961 opgeroepen voor militaire dienst. In Doorn, bij de mariniers. Hij werd ingedeeld bij een mitrailleursectie. Na 4 maanden opleiding kwam hij op de reservelijst voor uitzending naar Nieuw-Guinea. Zijn moeder heeft met een verzoek aan de koningin nog geprobeerd hem thuis te houden. Geen wonder, haar man was aan het eind van de oorlog overleden toen zij in verwachting was van haar tweede kind en Jan 4 jaar was. Dan wil je je zoon niet weg zien gaan. Het mocht niet baten. Het verzoek werd afgewezen. Op de derde zaterdag dat Jan zich moest melden als reservist werd hij uitgezonden. Met het vliegtuig via Alaska (in de sneeuw) en Tokio (40º Celsius) naar Biak. Daarna met een binnenlandse vlucht naar Manokwari. Dat werd zijn thuisbasis.

Op patrouille

Normaal gesproken mogen de militairen eerst een paar weken acclimatiseren. Voor Jan zat dat er niet in. Hij werd de volgende dag met een klep – een klein landingsvaartuig – naar het eiland Waigeo gevaren. Direct op bivak en patrouille lopen. “Onze mitrailleursectie bestond uit vijf man: een schutter, een helper en drie munitiedragers,” vertelt Jan. Als hij zo’n patrouille beschrijft, zie je het voor je. Dwars door het oerwoud, in ondragelijke hitte, met volledige bepakking, een tent op de rugzak gebonden, karabijn in de hand. Om beurten droegen ze de mitrailleur met driepoot en de kistjes munitie. Papoea’s wezen de weg en baanden het pad met hun kapmessen. ‘s Nachts was het wel spannend, als je in het pikkedonker alleen de hondenwacht deed. Je schrikt van ieder geluid.”

Hospitaal

Regelmatig werden zij vanuit hun thuisbasis naar andere plekken gevaren of gevlogen, om ook daar patrouille te lopen. Op zoek naar infiltranten. Gelukkig heeft Jan de Ruijter nooit een vijandelijk treffen meegemaakt. Op het moment dat zijn peloton wel in een vuurgevecht  verwikkeld raakte, lag hij in het hospitaal.

“Wij waren naar Fakfak gevlogen om daar de landmacht bij te staan. Na drie weken patrouille kreeg ik een hardnekkige tropenzweer aan mijn been. Het gat was zo diep dat ik in het hospitaal werd opgenomen. Zo liep ik de confrontatie met de vijand mis. Dat geeft een dubbel gevoel.” Hij was een paar weken later wel betrokken bij de bewaking van de gevangen genomen infiltranten.

Papoea’s met palmtakken

Wat het meeste indruk gemaakt heeft? Veteraan De Ruijter moet even nadenken. “Ons vertrek uit Manokwari. Eigenlijk was het een afgang. Nieuw-Guinea was een maand eerder overgedragen aan Indonesië. De Papoea’s stonden op het vliegveld ons met palmtakken uit te zwaaien. Dat zal ik niet gauw vergeten.”